mensenrechten

geheim agent

Doe je ook aan facebook, twitter, LinkedIn, google maps, … ? Heb je ook zo’n kekke stappenteller om je pols, of een hardloop-app? Lees dan even deze onthutsende reportage op De Correspondent: Zo haalden we binnen 2 minuten staatsgeheimen uit een fitness-app. Aardig stuk onderzoeksjournalistiek, en ook de reacties op het artikel zijn de moeite waard.

We weten het sinds lang natuurlijk: alles wat je zogezegd gratis krijgt op internet, betaal je met je persoonsgegevens. Maar ook software of apps die je koopt, slorpen – gevraagd, maar vaak ook ongevraagd – allerlei persoonlijke informatie over de gebruiker op. Soms weet je welke informatie je geeft over jezelf, maar in ieder geval weet je nooit wat er verder met die informatie gebeurt.

Het komt ook in de reacties op het stuk van De Correspondent  terug: je weet dat je gemanipuleerd wordt door bedrijven die je verplichten allerlei persoonlijke data af te staan om hun spul te kunnen gebruiken, maar is er een alternatief? Natuurlijk, je kan uitstekend leven zonder facebook, twitter, whatsapp of instagram, zelfs zonder LinkedIn of academia.edu. Maar zonder gps, digitale agenda en adresboek, bank-app of spoorplanner? Een aantal lezers geeft praktische tips over alternatieven en over manieren om de irritantste gegevensverzamelaars uit te schakelen of te omzeilen – maar dat heeft zo zijn prijs, zowel in vaardigheden en tijd, als in de beperking van mogelijkheden.

Wat mij vooral bezighoudt, is de betekenis van het aloude concept privacy op een moment dat miljoenen gebruikers bewust of onbewust, gewild of ongewild, hun privé-gegevens publiek maken of aanbieden aan commerciële instellingen (letterlijk op de markt gooien). Privacy was oorspronkelijk een overwegend defensief begrip. Het bakende een deel van het privéleven af, waarmee de overheid zich in principe niet mocht bemoeien: eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven; vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Maar is dit concept van bescherming tegen de overheid nog wel relevant, op een moment dat iedereen gewild of ongewild belangrijke delen van zijn/haar privéleven te grabbel gooit?

Privacy is moeilijk te definiëren als een positief recht, als iets dat je juridisch kan afbakenen en opeisen of verdedigen. Misschien is het vandaag handiger om privacy te zien als een waarde of als een beginsel, dat iedere keer weer vorm moet krijgen in een bepaalde context. Eerder dan een ‘afschermen van’, wordt privacy dan de virtuele of werkelijke ruimte die je nodig hebt om je zelf te kunnen zijn binnen bepaalde omstandigheden. Privacy wordt zo een actief en dynamisch begrip; het verwijst naar het proces waarin mensen de mogelijkheid opeisen – en krijgen – om hun leven te realiseren op de manier die zij zelf verkiezen.

Die processuele benadering van privacy als waarde, in plaats van als recht, belet overigens niet dat de beperkingen die bijvoorbeeld artikel 8 Europees Verdrag Rechten van de Mens toestaat nog geldig zouden zijn: ingrijpen in de privacy is mogelijk, voor zover dat “bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen”.

Het grote probleem met de digitale informatie die je gewild of ongewild verstrekt, is dat de virtuele ruimte die je zo opeist om ‘jezelf te realiseren’ letterlijk onafzienbaar is. Bovendien heeft de individuele beslissing om je gegevens op de markt te gooien maatschappelijke consequenties. Als apps die bijvoorbeeld gezondheidsgegevens registreren (roken, lichaamsbeweging, hartslag en dergelijke) worden ingezet om het recht op verzekering of de prijs ervan te bepalen, wordt het hele systeem van solidariteit en sociale verzekering ondergraven. Meer in het algemeen, zullen noch bedrijven noch overheden nalaten om die individuele gegevens te gebruiken om burgers tegen elkaar af te wegen en op te zetten.

Maar goed, lees het artikel op De Correspondent tot het einde, en je ziet wat ik bedoel.

 

 

FLIKKERLIG: BOYCOT, DESINVESTERING, SANCTIES

KOP VAN JUT (vervolg)

Dit stukje gaat niet over uitgeverij De Bezige Bij en de zionistische lobby in Amsterdam (Abou Jahjah, kop van jut). Het is uitsluitend een kort vervolg op de verwijzing naar de stemming binnen de American Anthropological Association (AAA), die eerder ter sprake kwam.

In november 2015 namen zo’n 1400 leden van de AAA deel aan de jaarlijkse conferentie in Denver. Met 36 stemmen tegen, besliste een meerderheid van 1040 deelnemers om aan de gehele vereniging een motie voor te leggen tot boycot van Israëlische academische instellingen. Die actie past binnen de wereldwijde BDS-beweging (Boycott, Divestment, and Sanctions – Boycot, Desinvesteren en Sancties).

Dit voorjaar konden alle leden van de AAA hun stem uitbrengen over deze motie. Onlangs werd de uitslag bekendgemaakt, en die is toch verbazingwekkend:

In a close vote, the American Anthropological Association (AAA) membership voted against a resolution to boycott Israeli academic institutions. Voting took place by electronic ballot between April 15 and May 31. Fifty-one percent of AAA’s eligible members voted, the largest turnout in AAA history, with 2,423 members opposing the resolution, and 2,384 voting to support it. Negendertig stemmen verschil op een totaal van 4.807.

Het bestuur van de vereniging keurt wel nog een aantal mogelijke acties goed, maar meer dan een doekje voor het bloeden lijkt dit niet. In België kan men BDS nog steeds steunen via de site van Belgian Campaign for an Academic and Cultural Boycott of Israel.

De VN en drugs

Wie had dat verwacht? In Genève heeft de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de Verenigde Naties zopas een hele reeks aanbevelingen gedaan ter verdediging van mensenrechten in het internationale systeem van drugscontrole en -bestrijding. Daarmee gaat hij regelrecht in tegen het jarenlange beleid van UNODC, het United Nations Office on Drugs and Crime, dat ook in Genève zijn hoofdkwartier heeft.

De Hoge Commissaris is de Jordaanse prins Zeid Ra’ad Zeid Al-Hussein, en de omslag zou niet alleen te maken hebben met Al-Husseins engagement voor de mensenrechten, maar ook met de groeiende druk van Latins-Amerikaanse staten. Die ondergaan immers op grote schaal de verwoestende effecten van het prohibitionistische beleid.

De zestien pagina’s van de nota van Al-Hussein maken alvast qua terminologie het verschil. Sinds decennia kon in teksten van de Verenigde Naties uitsluitend sprake zijn van ‘drug abuse’. Nu blijkt dat drugs ook gewoon kunnen gebruikt worden. Verder bepleit Al-Hussein onder meer: de volledige depenalisering van de persoonlijke consumptie van psychotrope middelen, zonder onderscheid te maken tussen lichte of ‘hard drugs’; alternatieven voor vrijheidsberoving in het geval van verdachten met verslavingsproblemen; een verbod op gedwongen onthouding met het oog op bekentenissen of informatie; volledige, en niet uitsluitend dreigende, informatie aan jongeren inzake drugsgebruik; het aanvaarden van het traditioneel of gewijd gebruik van bepaalde illegale stoffen; een duidelijk verbod op de doodstraf in het geval van misdrijven die te maken hebben met de consumptie van of handel in verboden middelen; en hoe dan ook het bevorderen van harm reduction als algemeen beleid.

De aanbevelingen van Al-Hussein komen niet echt uit de lucht vallen. Al jaren wordt er op institutioneel niveau binnen de Verenigde Naties druk uitgeoefend om af te stappen van het desastreuze beleid van prohibitionisme. Maar ook op kleinere schaal, in gemeenten, regio’s en deelstaten in Latijns-Amerika, de Verenigde Staten en Europa zie je pogingen om op een normale manier om te gaan met mensen die verboden roesmiddelen willen consumeren. Dat is niet alleen een kwestie van mensenrechten, maar ook van puur pragmatisme en goed bestuur.

De nota wordt op 28 september besproken tijdens de dertigste zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten.

Bed, bad en brood 2

NRC Handelsblad meldt vandaag dat ook de nationale overheid zelf opvang moet regelen voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Ik neem snel die tekst grotendeels over.

 

Gisteren bepaalde de rechtbank in Utrecht in twee zaken van mensen zonder een verblijfsstatus dat staatssecretaris Fred Teeven (Veiligheid en Justitie, VVD) moet voorzien in nachtopvang, een douche, ontbijt en een avondmaal. Nadat de rechter vorige week gemeenten al had gedwongen om ‘bed, bad en brood’ te bieden, geldt die verplichting nu dus ook voor het Rijk. Daarmee sluit het juridische net zich verder rond het kabinet.

Uitzonderlijk is dat de rechtbank in beide gevallen „gelet op de omstandigheid dat het winter is” een voorlopige voorziening heeft getroffen. De staatssecretaris moet vanaf vandaag voorzien in opvang. Dat noemt de rechter een „noodmaatregel”. Volgens staatssecretaris Teeven is opvang al mogelijk voor mensen zonder verblijfspapieren, als zij maar meewerken aan terugkeer. Die voorwaarde mag de staat volgens de rechter niet handhaven: „Er rust een positieve verplichting op de staat om onderdak, eten en kleding te verstrekken.” Als die opvang uitblijft, schendt de staat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven.

De rechtbank verwijst naar de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR), dat in november bepaalde dat Nederland internationale rechten schendt door geen opvang te bieden. Het kabinet wacht met een besluit op het oordeel van het Comité van Ministers, dat in het voorjaar van 2015 wordt verwacht. Alleen de staat heeft volgens de rechtbank „niet gemotiveerd waarom aan de gezaghebbende beslissing van het ECSR voorbij kan worden gegaan”.

Inmiddels is niet duidelijk welke overheid (de staat of de gemeenten) uiteindelijk die opvang van mensen zonder papieren zal moeten uitvoeren. „De staat had steeds principiële redenen om opvang af te wijzen, de gemeenten vooral financiële”, zegt de advocaat van de twee eisende partijen. Maar volgens de Vereniging Nederlandse Gemeenten ligt de verantwoordelijkheid hiervoor bij het Rijk. „Het Rijk slaagt er door de weerbarstigheid van de problematiek niet in om een aanzienlijk deel van de uitprocedeerden het land tijdig te laten verlaten.”

Dat laatste speelt ook in België. Je kan als overheid of politieke partij wel roepen dat die mensen zonder geldige verblijfsvergunning eruit moeten, maar als niet duidelijk is waar ze naartoe moeten, ben je er wel verantwoordelijk voor. En dat is overigens niet alleen een kwestie van het recht op eerbiediging van het recht op gezinsleven, maar ook van elementair menselijk fatsoen. De ingezonden bijdrage van Yannick Roels in de Standaard van vandaag vertrok van een ander uitgangspunt, maar de kop die de krant erboven geplaatst had, geldt ook voor het recht op ‘bed, bad en brood’: ‘Iedereen moet ‘mogen zijn’.

 

Bed, bad en brood

Een week beleden besliste de Centrale Raad van Beroep dat de gemeente Amsterdam onmiddellijk nachtopvang, douche, ontbijt en een avondmaaltijd moet bieden aan vreemdelingen zonder verblijfspapieren. De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechterlijke macht in Nederland in bestuursrechtelijke geschillen op het gebied van sociale zekerheid, bijstand en ambtenarenrecht. De uitspraak geldt niet alleen voor de gemeente Amsterdam, maar voor alle Nederlandse gemeenten. De uitspraak is in lijn met een eerdere uitspraak van de Raad van Europa.

Het College voor de Rechten van de Mens bracht in 2014 twee maal een bezoek aan de Vluchtgarage in Amsterdam en constateerde dat het leven voor de bewoners mensonwaardig was. Het College riep zowel staatssecretaris Teeven als de gemeenten op vreemdelingen zonder verblijfspapieren te voorzien van voedsel, kleding en onderdak. De staatsecretaris heeft een mensenrechtelijke plicht om dat te doen. Op 16 december wezen ook drie VN-rapporteurs op de plicht die Nederland heeft om met spoed hulp te bieden aan dakloze migranten.

Het College voor de Rechten van de Mens geeft aan waar dit recht op opvang op gebaseerd is. Mensenrechten geven aan waar staten zich aan moeten houden om te voorkomen dat mensen op het grondgebied onveilig zijn of onder mensonwaardige omstandigheden leven. Deze rechten gelden voor iedereen. En dus ook voor mensen die niet het recht hebben om in Nederland te blijven maar er nog wel zijn. Mensenrechten overstijgen daarmee de politieke vraag of je een soft of streng beleid moet voeren tegen mensen zonder verblijfspapieren. Nederland mag namelijk niemand op zijn grondgebied een veilig en menswaardig bestaan ontzeggen.

Ik zou denken: wat geldt voor Nederland, geldt ook voor België.

Onterecht gejuich over daling medische regularisaties

 

De hoerastemming bij de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) is totaal ongepast (‘Nooit zo weinig sans-papiers geregulariseerd’ – de Standaard 9-10 maart 2013). De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV) vernietigt immers al sinds november vorig jaar negatieve beslissingen van DVZ. De Dienst heeft in twee zaken cassatieberoep ingediend bij de Raad van State, en op die uitspraken wacht men nu. Kortom, het aantal medische regularisaties door de Dienst Vreemdelingenzaken mag dan wel dalen, daarbij worden wel elementaire rechtsregels overtreden, en dat wordt systematisch afgestraft door de rechter.

Het gaat hier om een vrij technische juridische materie, maar het loont de moeite om het verhaal te volgen. Dan blijkt immers dat de Belgische overheid onder het mom van fraudebestrijding alles uit de kast haalt om de meest kwetsbaren in onze samenleving zo snel mogelijk het land uit te werken. Artikel 9ter van de Verblijfswet (of Vreemdelingenwet; de wet van 15 december 1980) stelt dat een vreemdeling die in België verblijft, en zijn identiteit kan bewijzen, een machtiging tot verblijf kan aanvragen indien hij lijdt aan een ziekte die een reëel risico inhoudt voor zijn leven of zijn fysieke integriteit, of die een reëel risico inhoudt op onmenselijke of vernederende behandeling wanneer hij teruggestuurd zou worden naar zijn land van herkomst en er daar geen adequate behandeling voorhanden is. Dit is de zogenaamde medische regularisatie, en de laatste formulering verwijst direct naar het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens.

Wat doet DVZ nu? Wanneer in hun ogen de ziekte niet “direct levensbedreigend” is, is er niets aan de hand, en kan de aanvrager volgens de dienst gewoon uitgezet worden. Maar “direct levensbedreigend” is niet hetzelfde als een “reëel risico”. Het criterium van de Dienst Vreemdelingenzaken is veel strenger dan de formulering van de wet. In een van de vernietigde beslissingen schreef de arts van DVZ: “Uit het medisch dossier blijkt (…) geen directe bedreiging voor het leven van de betrokkene; de gezondheidstoestand is niet kritiek.” Directe bedreiging voor het leven is echter niet waar het om gaat.

Het meest herkenbare voorbeeld is wellicht hiv-infectie. Iemand die hiv-besmet is, maar (nog) niet aan full blown aids lijdt, is niet direct levensbedreigend ziek. Dat neemt niet weg dat die persoon aids kan ontwikkelen, indien hij niet verzorgd wordt. En daarbij kan het niet volstaan dat hiv-medicijnen of aidsremmers in het land van herkomst beschikbaar zijn; de patiënt moet er ook toegang toe hebben. En daar knelt vaak het schoentje. Medische voorzieningen die tegen betaling beschikbaar zijn in het academisch ziekenhuis in de hoofdstad zijn daarom nog niet toegankelijk voor de mensen die naar dat land teruggestuurd worden. Kortom, het standpunt van de RVV is niet alleen dat het criterium van directe levensbedreiging te streng is, maar ook dat DVZ grondig zou moeten onderzoeken of de vreemdeling in het herkomstland werkelijk toegang heeft tot de nodige medische voorzieningen.

In dat opzicht is het ironisch dat Maggie De Block, de staatssecretaris die uiteindelijk de voogdij heeft over de Dienst Vreemdelingenzaken, rond het vraagstuk van de dringende medische hulp in februari de Antwerpse OCMW-voorzitter Liesbeth Homans terugfloot. Deze had namelijk besloten dat haar OCMW voortaan niet meer de ‘aidsremmers’ zou betalen voor een aantal hiv-besmette mensen zonder wettig verblijf. ‘Als we aidsremmers weigeren, gaat het om personen waarbij de Dienst Vreemdelingenzaken heeft geoordeeld dat hun hiv-infectie geen reden is voor regularisatie. Ze kunnen dus ook in het land van herkomst aan de medicatie raken. Daarom stellen we nu voor dat alleen de illegalen die zich verplichten om vrijwillig terug te keren naar hun land, in de tussentijd de dringende medische hulp krijgen. In hun thuisland kunnen ze dan verder de therapie met aidsremmers volgen’, verklaarde zij in de krant. De Block verzette zich tegen de eis van verplichte terugkeer in ruil voor het verstrekken van medicijnen. Dat zou inhumaan beleid zijn, volgens haar woordvoerster.

Nu, indien de Dienst Vreemdelingenzaken terecht de medische regularisatie heeft geweigerd, omdat er geen reëel risico is en de juiste medicijnen beschikbaar zijn in het land van herkomst, waarom zou de staatssecretaris het dan inhumaan vinden om deze mensen in Antwerpen geen geneesmiddelen te verstrekken? Als Homans gelijk heeft dat het gaat om mensen die niet in aanmerking komen voor toepassing van artikel 9ter, dan heeft de staatssecretaris er dus blijkbaar geen vertrouwen in dat haar Dienst Vreemdelingenzaken de medische regularisatie terecht weigerde. Of moest Maggie De Block Liesbeth Homans wel terechtwijzen omdat het standpunt van het OCMW niet conform is met de OCMW-wet? Of omdat zij wel het principe vooropstelt dat dringende medische hulp ook voor iedereen die hier onwettige verblijft beschikbaar moet zijn (zelfs als zij geen regularisatieprocedure starten)? Of ging het er gewoon om Homans dwars te zitten?

Voor onze ogen speelt zich een fascinerend juridisch en tactisch steekspel af, maar wel over de rug van zieke mensen, die mogelijk nergens anders terecht kunnen.

 

Een ingekorte versie van deze tekst verscheen eerder op http://www.mo.be/opinie/onterecht-gejuich-over-daling-regularisaties.

 

Gemeenten en vrijheid van meningsuiting

Sinds de stad Antwerpen in 2006 besloot om met gemeentelijke administratieve sancties (gas) te gaan werken, hebben ambtenaren er daar al meer dan 59.000 uitgeschreven. Oorspronkelijk waren deze boetes bedoeld om overlast en kleine, vaak voorkomende overtredingen te bestraffen: wildplassen, sluikstorten, lawaaioverlast, de hond niet aanlijnen of de poep niet opruimen, …

‘Verstoring van de openbare orde’ wordt sinds enige tijd door verschillende gemeenten ingeroepen om gas-boetes op te leggen aan vreedzame actievoerders. Dat was in Antwerpen al onder meer het geval bij mensen van Occupy en ‘Geneeskunde voor het volk’.

In Brussel ontvingen vorige week zes mensen een administratieve boete van €125. Zij hadden in april de gevel beklommen van het hoofdkwartier van de Parti socialiste om er een spandoek op te hangen als steunbetuiging aan sans papiers in hongerstaking. Tegen die boete protesteerden op 31 augustus dan weer een dertigtal mensen aan het Administratief centrum van de stad Brussel. Eén van de zes zei in een krant: “De politie heeft ons toen gewaarschuwd dat we weer een boete zouden krijgen als we niet meteen weggingen. Ze hebben ook gezegd dat ze ons niet meer hoeven op te pakken om ons een sanctie te geven. Ons in een betoging zién is al genoeg.”

Benieuwd hoe gemeenten, nu in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen, de vrijheid van meningsuiting ook met andere middelen gaan beknotten. In Antwerpen was er al de beslissing om geen aanplakborden voor verkiezingspropaganda te plaatsen. (De Raad van State oordeelde al dat deze beslissing onterecht was, maar de stad overweegt nog wat zij met deze uitspraak gaat doen.) Ook in Antwerpen werd de stadswandeling die actiegroep Ademloos (tegen de Lange Wapper) voor vandaag had gepland verboden. De vergunning werd al aangevraagd in mei van dit jaar, en geweigerd in juli, wegens 'reeds te veel activiteiten' op autoloze zondag.

Big Brother Awards

 

Wat waren wij naïef toen. In 1983 schreef ik voor KRI een artikel over de dreigende invoering in Nederland van een systeem van elektronische persoonsregistratie. Bijna dertig jaar later, in oktober 2011 wordt België door de Europese Commissie op de vingers getikt omdat het nog steeds geen biometrisch paspoort heeft met een chip die de vingerafdruk van de houder bevat. En op 1 januari 2012 zou Nederland weer gewoon algemene grenscontrole invoeren, nu via het digitale camerasysteem ‘automatisch mobiel informatie gestuurd optreden – better operational result and advanced security’ (@migo-boras). Op 26 januari 2012 reiken de Liga voor mensenrechten en de Ligue des Droits de l’Homme voor de tweede keer de Big Brother Awards uit.

Begin jaren 1980 zette Nederland de eerste stappen in de richting van de ‘gecentraliseerde automatische verwerking van persoonsgegevens’ (Centrale Personen Administratie, SoFi-nummer, centraal medisch of politienummer, elektronische identiteitskaart). Een van de grondleggers van dit systeem zei hierover: “De huidige complexer wordende samenleving waarin onder andere de burgerlijke ongehoorzaamheid toeneemt of manifester wordt, kan voor haar volwaardig functioneren een vermindering van persoonlijke privacy vereisen. Centraal staat een volwaardig functioneren van de samenleving. Ik versta daaronder een samenleving waarin de individuen gehouden zijn of worden zich te gedragen volgens de op democratische wijze tot stand gekomen regels of afspraken. De systemen die de naleving van deze regels of afspraken bewerkstelligen, dienen zo te zijn opgebouwd dat opvolging ervan redelijkerwijs verzekerd is of dat ontgaan vrijwel onmogelijk is.” Het volledige stuk zit in het archief.

De tekst boven de foto luidt: “Grenscontrole per computer: nu worden paspoortnummers nog ingetoetst, straks leest de computer die zelf.”

Intussen werd bekend dat de Nederlandse marechaussee aan vijftien grensovergangen met België en Duitsland het camerabewakingssysteem @migo-boras installeert. Dat zou vanaf 1 januari 2012 alle passerende voertuigen fotograferen, digitaal opslaan en koppelen aan de computers van de marechaussee. Wie in een verdacht voertuig rijdt, wordt een paar kilometer verder langs de weg gezet. Niet alleen de nummerplaat wordt geregistreerd, ook de zijkant van het voertuig wordt gefotografeerd, waarbij de inzittenden zichtbaar zijn. De Europese Commissie vraagt zich inmiddels af of @migo-boras niet in strijd is met de Schengen-regels rond het vrij verkeer van personen. Dat zou namelijk het geval zijn als cameratoezicht het equivalent wordt van ouderwetse grenscontrole.

Intussen heeft diezelfde Europese Commissie België wel gewaarschuwd dat het de enige staat is die de richtlijn over de invoering van biometrische paspoorten met vingerafdrukherkenning niet tijdig heeft omgezet in nationale regelgeving. Dit is inmiddels al wel gebeurd in alle EU-lidstaten (min Ierland en Groot-Brittanië) plus Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

Op 26 januari 2012 reiken de Liga voor mensenrechten en de Ligue des Droits de l’Homme voor de tweede keer de Big Brother Awards uit, “een avond waarop ‘s lands grootste privacyschenders aan de kaak worden gesteld en privacybeschermers in de bloemetjes worden gezet. Er wordt kritisch gekeken naar de talrijke initiatieven omtrent camerabewaking, identiteitscontroles in het uitgangsleven of in recreatiedomeinen, bodyscanners , de onfrisse praktijken van Google en Apple, …” De kandidaten voor de awards zijn te vinden op www.bigbrotherawards.be. Daar kan je ook stemmen op negen kandidaten die door de organisatoren beschouwd worden als ernstige schenders van de privacy.

 

Verantwoordelijk voor vrijheid

Welvaart, veiligheid en vrijheid in de wereld, dat zijn de drie pijlers van het buitenlands beleid van de regering-Rutte. De vraag is in welke relatie de verdediging van mensenrechten staat tot de bevordering van welvaart en veiligheid.

De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Uri Rosenthal, presenteert dezer dagen het buitenlands beleid van zijn regering. De notitie over mensenrechten in het buitenlands beleid kreeg de titel ‘Verantwoordelijk voor vrijheid’. De pijler rond veiligheid moet nog voorgesteld worden, maar de relatie tussen welvaart en mensenrechten kon Rosenthal al duidelijk aangeven.In de nota staat: “Op het snijvlak van mensenrechten en welvaart bevordert Nederland de wereldwijde eerbiediging van fundamentele arbeidsnormen zoals het verbod op kinderarbeid. Dat is niet alleen een kwestie van opstaan tegen onrecht, maar levert ook een bijdrage aan een gelijk speelveld voor (Nederlandse) bedrijven.”

Aan Universiteit Leiden zei hij: “Náást die overwegingen van morele aard, is het bevorderen van respect voor mensenrechten ook in ons eigen belang. Wat ik al zei: ons land vaart wel bij een stabiele internationale omgeving, waar de regels van de rechtsstaat worden nageleefd en de mensenrechten worden gerespecteerd. Dat is goed voor handel en investeringen. Waarden en belangen gaan hier gelijk op, of, ietwat formeel uitgedrukt: de raison d’humanité maakt in de 21e eeuw wezenlijk onderdeel uit van de raison d’état. Zie ook weer onze inzet in de Arabische regio: goed voor hen. Goed voor ons. Waarden en belangen. Altijd die twee, in verwevenheid.”

Wat zijn dan de “overwegingen van morele aard”, die Rosenthal eerder vermeldde? Volgens ‘Verantwoordelijk voor vrijheid’: “Nederland richt zich in het bijzonder op die mensenrechtenterreinen waar vrijheid, veiligheid en welvaart elkaar versterken. Speciale aandacht gaat uit naar de bevordering van vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid als middel om democratiseringsprocessen in met name de Arabische regio en andere regio’s waar kansen liggen een impuls te geven. Ook andere rechten die onmisbaar zijn in een democratische rechtsstaat zijn prioritair. Het gaat in de eerste plaats om de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging: Nederland blijft actief opkomen voor de bescherming van religieuze minderheden, onder meer naar aanleiding van het verontrustende, toenemende geweld tegen christenen in diverse landen. In de tweede plaats maakt Nederland zich sterk voor het gelijke recht van een ieder deel te nemen aan maatschappelijke verbanden en bestuur. Vanwege zijn internationale voortrekkersrol komt Nederland in het geweer tegen twee vormen van discriminatie: discriminatie op grond van geslacht en discriminatie op grond van seksuele oriëntatie en genderidentiteit.”

Het zou flauw zijn om de hele nota over mensenrechten af te doen als een schaamlapje voor de economische en (militaire) veiligheidsaspecten van het buitenlands beleid, maar toch kan je je wat vragen stellen bij de visie van Rosenthal. Om te beginnen: “het verontrustende, toenemende geweld tegen christenen”. Een beetje raar om deze legitimatie voor mensenrechtenactie te vernemen van iemand die deel uitmaakt van een regering die slechts kan bestaan door de gedoogsteun van Geert Wilders, die juist een andere religieuze minderheid in Nederland als de vijand beschouwt.

Ook vreemd is de mededeling in Leiden: “Verdedigers van mensenrechten en hun organisaties staan dus wat mij betreft centraal. Zij moeten zich gesteund weten. Vanuit het Mensenrechtenfonds worden juist op de ijkpunten die ik noemde projecten gefinancierd. Voor 2011 is er 35 miljoen euro beschikbaar waarvan we 26,5 miljoen via de ambassades besteden. Dan gaat het om projecten die verdedigers van mensenrechten helpen voet aan de grond te krijgen in hun land. Bijvoorbeeld – en met prioriteit voor mij – in de Arabische wereld.” En dat op een ogenblik dat Nederland heeft ingestemd met het bombarderen van Libië? Had men niet beter die verdedigers van mensenrechten ter plaatse ondersteund, in plaats van het land plat te gooien?

En tenslotte, de verdediging van mensenrechten in “de Arabische regio” eindigt natuurlijk daar, waar bezet Palestina begint. Zo bedreigde Rosenthal zelf eind 2010 ontwikkelingsorganisatie ICCO. Die zou namelijk steun gegeven hebben aan de organisatie van de Palestijnse website Electronic Intifada en opgeroepen hebben tot een boycot van Israel. Volgens Rosenthal moeten ontwikkelingsorganisaties vrezen voor hun subsidie, wanneer zij activiteiten ondersteunen die ‘indruisen tegen het Nederlandse regeringsbeleid’. Ten eerste gaat Rosenthal helemaal niet over deze subsidies, maar ten tweede blijkt hieruit toch wel een merkwaardig beeld van het recht op vrije meningsuiting, als van mening verschillen met de minister zou volstaan om monddood gemaakt te worden.

 

Syndicate content