Op 11 februari schreef nieuwbakken NV-A politicus Lorin Parys in zijn column in de Standaard over het feit dat Vlaamse universiteiten (eigenlijk de belastingbetaler dus) te veel geld verspillen aan nutteloze doctoraatsbeurzen (http://www.standaard.be/cnt/dmf20140210_00973187). Een dag later reageerde KUL-prof Marc Hooghe met de mededeling dat Parys’ benadering “kortzichtig” was (http://www.standaard.be/cnt/dmf20140211_00974814).
Nu hoeven Parys zijn columns inderdaad niet vreselijk serieus genomen te worden. Meestal wemelen ze van domme vooroordelen en logische fouten. Ook nu weer is de redenering onnavolgbaar. Er gaat volgens P. te veel geld naar doctorandi, en dat komt omdat zij met teveel zijn en zij teveel betaald krijgen. Bovendien doet de overheid (?) hiermee de arbeidsmarkt concurrentie aan. Immers, driekwart van de doctoraten situeert zich op de terreinen van “wetenschap”, technologie en ingenieursstudenten, en dat zijn “net de profielen waar bedrijven om smeken”. Mooi toch, denk je dan. Bovendien, stelt P., kan “slechts één op de dertien” aan de universiteit blijven na het behalen van de doctorstitel. “Maar het bedrijfsleven staat niet te springen”, vervolgt hij. Wat is het nu? Smeken de bedrijven erom, doen de universiteiten ‘de arbeidsmarkt’ concurrentie aan, of is het bedrijfsleven toch niet geïnteresseerd?
Bovendien goochelt P. met cijfers dat het niet mooi meer is. Enkele weken geleden al haalde Marc Reynebeau een andere column van P. onderuit. Daarin had hij beweerd dat in België de uitgaven voor armoedebestrijding veel hoger liggen dan in de Verenigde Staten, terwijl de armoede toch gelijk is. Conclusie: armoedebestrijding in België is weggegooid geld. Reynebeau gaf echter haarfijn aan dat van de cijfers die P. hanteerde niets klopte, en dat hij cijfers met elkaar vergeleek die sloegen op wezenlijk verschillende categorieën en contexten. Als P. dus zijn redenering met cijfers staaft, kijk het maar eens goed na.
De kritiek van Hooghe blijft echter aan de oppervlakte. Ook voor hem is wetenschappelijk onderzoek een “belangrijke motor” voor economische groei. En juist daarvoor leveren de Vlaamse universiteiten zeer goede gepromoveerden af. En het gaat zeker niet om wereldvreemde doctors, of universiteiten die “in hun ivoren toren nadenken over de universaliteit van mensenrechten”. Want ja, dat is pas verspilling: nadenken over mensenrechten. Als dat je beeld is van wat een universiteit doet, dan “moet je inderdaad besparen op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek”.
Hooghe zijn beeld van wetenschappelijk onderzoek is dus niet wezenlijk anders dan dat van Parys. Onderzoek moet nuttig zijn voor de economie, en flauwekul als de universaliteit van mensenrechten mag je gerust wegbezuinigen. En inderdaad, als je denkt dat wetenschappelijk onderzoek in de eerste plaats nuttig moet zijn, en niet zinvol, dan krijg je dit soort geldelijke kosten-batenanalyses. Maar wat gebeurt er als er alleen nog geld is voor wetenschap die in dienst staat van de ‘competitiviteit’ van de staat of van economische productie: verspilling van belastinggeld dat kon gebruikt worden om sociale noden te lenigen; onderzoeken die gericht zijn op maatschappelijk welzijn, die niet meer kunnen doorgaan; onvoldoende opleiding van mensen die later in hun beroep zullen omgaan met patiënten, gedetineerden, armen, slachtoffers, burgers (ipv. consumenten); een verarming van het openbaar onderwijs en de legitimering van beleid door voorgekauwde en ‘nuttige’ wetenschap.
Het lijkt mij hoog tijd dat meer aandacht besteed wordt aan wat nu voor de gemakkelijkheid slow science heet. ULB-prof Isabelle Stengers kan daar zinnige dingen over vertellen: http://www.editionsladecouverte.fr/catalogue/index-Une_autre_science_est_possible__-9782359250664.html.
Voor een toegankelijke introductie: http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2012/03/27/een-andere-wetenschap-mogelijk-een-pleidooi-voor-slow-science.