Randgemeente Antwerpen

De afgelopen week besteedden de kranten ruim aandacht aan een ruzietje tussen een aantal officiële ’bouwmeesters’, stadsplanners en architectuurcritici enerzijds en de (Antwerpse) N-VA. De aanleiding was een opiniebijdrage van ‘Vlaams Bouwmeester’ Peter Swinnen in De Standaard onder de titel ‘Suburbia aan de Schelde’. Ik ga hier niet verder in op de discussie zoals zij zich ontwikkeld heeft, maar de kern van Swinnens betoog werd in de krant lapidair samengevat als ‘Het Antwerps geloof in de stad lijkt naar een dieptepunt te neigen. Repressie krijgt de voorkeur op stadsontwikkeling.’ Daarbij moet wel opgemerkt worden dat dat ‘Antwerps geloof’ zich op de eerste plaats situeert bij de kliek die op dit ogenblik op het stadhuis de scepter zwaait.

Maar in de marge van deze ruzie verschenen in de krant ook twee berichtjes die van opzij een licht werpen op de ideeën over stadsontwikkeling en stedelijkheid bij het Antwerpse bestuur. Op maandag 13 januari meldde De Standaard: “In een klein uur heeft de Antwerpse politie donderdag 46 fietsers op de bon gegooid. Ze reden allen door het rood licht op het kruispunt van de Kerkstraat met de Carnotstraat. Dat toezicht leverde meer dan 7.000 euro op, en dat uitsluitend van fietsers die het rode licht negeerden om rechts af te slaan. Het negeren van een rood verkeerslicht is een overtreding van de derde graad. De fietsers kregen een proces-verbaal en een onmiddellijke inning van 165 euro. De politie kondigt aan de controles te zullen herhalen.” Een paar dagen later volgde het bericht dat de stad onderzoekt of het mogelijk is om in bepaalde wijken het parkeren van auto’s op het voetpad toe te laten.

Wat is de relatie tussen deze twee berichtjes en de opvattingen binnen de N-VA over stadsontwikkeling en stedelijkheid?

1. Fietsers zijn een doelgroep geworden van repressie. Het pakken “in een klein uur” van 46 fietsers die door het rood licht rechts afslaan sluit aan bij recente verhalen van fietsers die gepakt worden wanneer zij stapvoets rijdend telefoneren of even tegen de richting van de straat in fietsen.

2. Dat die politieactie plaatsvindt op de hoek van de Kerkstraat en de Carnotstraat is ook niet toevallig. Zowel de burgemeester als de politiechefs hebben al herhaaldelijk aangekondigd dat zij o.m. Antwerpen-Noord viseren. Twee zichtbare bevolkingsgroepen van het district Borgerhout zijn al vaker het voorwerp geweest van ergernis van de burgemeester: de allochtone jongeren (= ‘Marokkaanse boefjes’) en de bakfietstweeverdieners, die sinds jaren in de wijk komen wonen vanwege de stijlvolle en toch betaalbare woningen. Door de fietsers te pakken sla je twee vliegen in één klap: de politie toont haar manifeste en repressieve aanwezigheid en het linkse bakfietsgespuis moet lekker 165 euro dokken.

3. In plaats van toe te geven aan de arrogantie van die fietsers, krijgt de auto gewoon lekker meer ruimte, letterlijk, op het voetpad. Ook dit beleidsvoornemen past binnen de provinciale mentaliteit van de N-VA. In de aanloop naar de laatste gemeenteraadsverkiezingen verzette de partijafdeling uit Brasschaat (een dorp in de noordelijke rand van Antwerpen) zich al tegen het doortrekken van een tramlijn uit het centrum van de stad naar de randgemeente. Met zo’n lijn van het openbaar vervoer zou het immers voor het gespuis uit Antwerpen-Noord makkelijker worden om naar het welvarende Brasschaat te komen. Nee, belangrijker was dat het volk uit Brasschaat comfortabel op zaterdag met de auto kon gaan winkelen in het centrum van de stad.

Nu was het mobiliteitsbeleid van het vorige gemeentebestuur ook al ellendig. Denk maar aan de vele straten die heraangelegd werden met kasseien (kinderkopjes) die niet zouden misstaan in Paris-Roubaix (Hopland, Otto Veniusstraat, Keizerstraat, Van Wezenbekestraat … in de Lange Klarenstraat heb ik zelfs politie over het voetpad zien fietsen om de kasseien te mijden). Of de verplichte eenrichting straten die automobilisten terugsturen naar het vertrekpunt: bijvoorbeeld wie van de Italiëlei naar het centrum wil door (Kipdorpbrug, Molenbergstraat), Korte Winkelstraat wordt via de Van Boendalestraat onvermijdelijk teruggeleid naar de Italiëlei. Tegenover die inhoudsloze pesterijen of het onbenul van de vorige administratie, viseert het huidige college echter openlijk de zwakkere partijen in de stad: de gekleurde jongeren, de fietsers. Misschien is het inderdaad de bedoeling van Antwerpen een groot Brasschaat te maken: een welvarende, overwegend blanke suburb, waar je je tenminste nog gewoon met de auto kan verplaatsen.

 

Amiri Baraka 1934-2014

Amiri Baraka (LeRoi Jones) is dood. Het was mij ontgaan in de Nederlandstalige pers, maar in de obituaries die op het internet te vinden zijn wordt hij vrij algemeen geprezen als een van de invloedrijke jazz-critici van de jaren 1960 en ’70, als een van de belangrijke Noord-Amerikaanse avant-garde dichters en als een van de grondleggers van black theatre. En dat is allemaal waar.

LeRoi Jones groeide op in Newark, de belangrijkste stad in New Jersey, een stad met een overwegend zwarte bevolking, die echter tot aan het eind van de twintigste eeuw gedomineerd zou worden door een blanke minderheid. En gedomineerd betekent dan het inmiddels bekende verhaal van racisme, achterstelling, discriminatie, armoede, politiegeweld, enzovoort. In de jaren 1950 begon hij naam te maken als dichter, en in de jaren zestig trok hij naar New York om zich in de heftig veranderende jazz scene te storten. Zijn bundel essays Blues People werd in 1967 gevolgd door Black Music. Die bundel verzamelde stukken waarin Jones de nieuwe avant-garde jazz introduceerde: Coltrane in Birdland, Wayne Shorter, Cecil Taylor, Archie Shepp, Don Cherry, … (hij schreef bijvoorbeeld ook de liner notes voor Four for Trane). In diezelfde periode nam hij ook met het New York Art Quartet zijn beroemde/beruchte gedicht Black Dada Nihilismus op.

Militant Afro-Amerikaans nationalisme ging steeds meer de inhoud van zijn essays, poëzie en theaterwerk bepalen. In 1966 schreef hij in het essay ‘The Revolutionary Theatre’: “Our theatre will show victims so that their brothers in the audience will be better able to understand that they are the brothers of victims, and that they themselves are victims if they are blood brothers. [-] The popular white man’s theatre like the popular white man’s novel shows tired white lives, and the problems of eating white sugar, or else it herds bigcaboosed blondes onto huge stages in rhinestones and makes believe they are dancing or singing. WHITE BUSINESSMEN OF THE WORLD, DO YOU WANT TO SEE PEOPLE REALLY DANCING AND SINGING??? ALL OF YOU GO UP TO HARLEM AND GET YOURSELF KILLED. THERE WILL BE DANCING AND SINGING, THEN, FOR REAL!!”

In 1979 geeft hij zijn bundel Selected Plays and Prose of Amiri Baraka/LeRoi Jones deze opdracht mee:

 

 

Wie Kelly, Lisa & Dominique zijn, weet ik niet, maar toen ik Amiri Baraka in 1980 bij hem thuis, in Newark, ontmoette, was het enige waarover hij wilde praten de vorming van de Afro-American Nation in the Black Belt South. Ik had hem zes weken telefonisch nagejaagd vanuit Manhattan voor een interview over avant-garde theater (zie http://durieux.eu/sites/default/files/data_000.pdf). Toen hij eindelijk toehapte bezwoer hij  ons op hem te wachten aan het station. Volgens hem was het nog steeds niet veilig om als witte op eigen houtje naar hem toe te komen. Wat daar ook van zij, de stad lag nog steeds in grote mate in puin sinds de opstand van 1967. In dat jaar was de opgekropte frustratie van de zwarte (en hispanic) bevolking uitgebarsten en kwam het tot dagenlange massale gevechten met de politie. Er vielen 26 doden en delen van de stad brandden af. Daarvan waren de sporen nog steeds zeer zichtbaar.

Bij hem thuis profileerde Amiri Baraka zich nog uitsluitend als een marxistisch-leninistische nationalistische Afro-Amerikaan, die inderdaad maar één doel voor ogen had: de vorming van een autonome Afro-Amerikaanse natiestaat in de zuidelijke staten van de VS. Over theater wilde hij amper nog praten, en wat avant-garde jazz betrof, wilde hij alleen kwijt dat hij Anthony Braxton (toen toch zwarte avant-garde) intellectualistisch gepriegel voor blanken vond, dat niets met de ware zwarte jazz te maken had.

Los daarvan, the lp met het New York Art Quartet (Roswell Rudd, John Tchicai, Lewis Worrell, Milford Graves – ESP-DISK’ 1004) blijft een fenomeen; Black Music is nog steeds een erudiet en doorleefd portret van de NY-avant-garde jazz scene van het begin van de jaren 1960; zijn theater is van een kracht, zowel in thema’s als in taal, die indruk blijft maken. Hieronder (in vier jpg’s de volledige tekst van Black Dada Nihilismus, zodat je de beruchte passage in haar context kan lezen):

 

 

 

 

 

 

Sophia Kropotkin 1923

De onderstaande brief verscheen op 20 juli 1923 op de voorpagina van het jiddische weekblad Fraye arbeter shtime. Dat blad was van 1890 tot 1977, met enkele kleine onderbrekingen, het belangrijkste joods-anarchistische tijdschrift in het jiddisch. De auteur van de brief is Sophia Kropotkin, de echtgenote van de toen al overleden anarchistische denker Peter Kropotkin.

“Pas deze week heb ik van kameraad Rocker vernomen dat het geld, dat hij mij enige tijd geleden toezond, van jullie komt. Het comité dankt jullie allen hartelijk voor jullie vriendschap. Weest zeker van mijn persoonlijke en hartelijke waardering. Het door jullie gestorte geld en een kleine som, die wij zelf bij elkaar hebben gebracht, hebben ons de mogelijkheid gegeven het huis van buiten opnieuw te beplaasteren en het dak te vernieuwen.

Het museum ziet er nu wunderbar schön uit. We zullen jullie een afbeelding zenden. Als volgende staat een renovatie van het ganse huis op stapel, maar het ontbreekt ons aan middelen daartoe. Van de tien kamers op de eerste verdieping, die eens het museum zullen vormen, is er voorlopig nog maar één klaar, namelijk de grote zaal waarin wij samenkomen. Alle andere kamers zijn in de toestand waarin wij het huis overgedragen hebben gekregen, nadat de militaire staf zich had teruggetrokken.

De levensomstandigheden op dit ogenblik maken dat maatschappelijke instellingen slechts met de hulp van regeringssteun kunnen bestaan. Maar omdat wij dat soort fondsen niet gebruiken, ontwikkelt ons project zich slechts zeer langzaam. Men heeft ons voorgesteld een overheidsinstelling te worden, maar wij hebben dat aanbod afgeslagen. Door een storting van 300 dollar uit Amerika kunnen wij met de hulp van plaatselijke kameraden dit probleem afhandelen. Onze volgende vraag betreft de verwarming in het museum, zodat we in de winter kunnen verwarmen. De kosten daarvan bedragen 200 dollar.

Ik wend mij tot jullie, dierbare kameraden, opdat jullie ons helpen om na de zomer het huis te kunnen betrekken en een nieuwe verwarmingsinstallatie in te bouwen. Later maken wij dan een tentoonstelling over alles wat Peter Alexejewitsch heeft gedaan. Wij vragen jullie ons alles toe te sturen wat jullie over hem hebben gepubliceerd, zijn boeken, brochures, redevoeringen en alles anders.

Jullie kunnen je niet voorstellen hoe zwaar het werk hier is, zeker voor ons, die geen hulp van de regering krijgen.

Met kameraadschappelijk groet,

Sophia Kropotkin”

Het huis van Kropotkin bevond zich in de Russische stad Dmitrov, niet ver van Moskou, en werd in 1942 verwoest. Inmiddels is een kopie ervan weer opgebouwd.

 

De brief is door mij vertaald uit het Duits: http://www.ainfos.ca/ainfos31982.html

Concurrentiekracht

De Standaard heeft op 14 januari, onder het chapeau ‘Concurrentiekracht’ een stuk met de titel ‘Spanje verkleint kloof met China’. Normaal denk je dan: ‘Wat goed, Spanje loopt in op de voorsprong die China heeft. Merkwaardig toch, op welk gebied zou dat kunnen zijn?’

Maar dan lees je: “De dalende lonen in Spanje maken het mogelijk om weer concurrentieel te produceren [in de textielsector]. ‘Tijdens de jaren van de bouwwoede waren de vrouwen in de dorpen niet geïnteresseerd in werk voor 700 of 800 euro per maand’, zegt directeur Daniel Alcazar Barranco. ‘Nu staan de werklozen met de rug tegen de muur. Ze aanvaarden lonen die toen belachelijk laag leken.’” En wat verder: “Spanje is een van de landen in de eurozone die profiteren van een toenemende concurrentiekracht door hervormingen en loonmatigingen. Ook in Griekenland en Portugal wordt de kloof met China smaller. De arbeidskosten per eenheid product daalden vorig jaar in Spanje voor het vierde opeenvolgende jaar. Sinds 2008 is de koopkracht van de gezinnen met 10 procent gedaald, maar de export steeg vorig jaar naar een recordniveau.”

Juicht! De mensen worden in razend tempo armer, maar de bedrijven kunnen meer uitvoeren, en er valt dus meer winst te verdelen onder de aandeelhouders. Worden de arbeiders zelf daar dan beter van? De Standaard meent van wel: “‘Vroeger was het lastig om iemand te vinden voor een contract van minder dan drie maanden. Nu zijn heel veel mensen bereid om voor een paar weken te komen werken’, zegt Lorenzo Rivares van de koepel van arbeidsbemiddelaars. [-] De Spaanse arbeidsmarkt is ook dynamischer geworden door de hervormingen van de regering. Die maken het voor werkgevers makkelijker om mensen te ontslaan, of om lonen te verlagen. Daardoor zijn de arbeidskosten gedaald en is de drempel om mensen aan te werven gedaald.”

Het artikel is overgenomen van persagentschap Bloomberg, maar dat op dezelfde pagina een groot stuk staat onder de kop ‘Economische crisis duwt 200.000 Belgen richting armoede’, maakt het niet minder wrang. Wie wel eens nadenkt over wat vrijwel alle politieke partijen, en het verzamelde hoofeconomendom, en nog wat columnisten voortdurend roepen kon natuurlijk al weten wat zij voorstaan: een lagelonenland met tijdelijke en mini-jobs, en werklozen die met hun rug tegen de muur staan. Maar het blijft aardig dat De Standaard het nog eens kort en bondig beschrijft.

 

Foute taal

Het Groot Dictee der Nederlandse Taal 2013, dat morgen plaatsvindt, is geschreven door Kees van Kooten. In de aanloop daar naartoe had hij een hilarisch (of toch irritant?) optreden in De wereld draait door. (De inhoud van die monoloog was ook, vormgegeven als een interview, te lezen in De Morgen van 14 december 2013.) Van Kooten gaf in DWDD een aantal voorbeelden uit zijn collectie foute titels, foute zinnen en spelfouten, gevonden in Nederlandse kranten. Dat gaat dan van ‘Van slavernij verdacht Brits echtpaar op borgtocht vrij’ tot ‘Romijnse Oudheid’ of het gebruik van ‘mits’ in plaats van ‘tenzij’.

Hij concludeert: “Dus kunnen we foute taal niet dulden. Taal is waar het op staat.”

Toevallig kreeg Van Kooten in diezelfde krant van 14 december nog eens een extra bron van ergernis aangeboden door de Belgische minister van Justitie, Annemie Turtelboom. Bijna een volledige krantenpagina lang mag zij opsommen wat zij allemaal in twee jaar verwezenlijkt heeft bij de hervorming van Justitie. Zij begrijpt dat de vakbonden het daar soms moeilijk mee hebben, maar dat neemt niet weg dat zij hoopt dat “over enkele weken” de Senaat het tweede wetsontwerp op het beheer van Justitie zal goedkeuren. Dan “zal onomkeerbaar een periode van tien jaar van verandering in justitie starten. En wie betwist nog dat dit niet nodig zou zijn?

 

'Ongezien'

 

 

 

 

Standaardnederlands

Uit een of ander onderzoek, dat De grote taalpeiling wordt genoemd, concludeert De Standaard onder meer: “Overigens: hoe tolerant de Vlaming ook staat tegenover dialect en tussentaal in minder formele situaties, toch verwacht hij dat de media en het onderwijs het goede voorbeeld blijven geven.

Die verwachting valt dan toch op dorre bodem bij de Nederlandstalige ‘kwaliteitskranten’ in België. In De Standaard lees je regelmatig – zelfs in koppen – dat iemand ‘zijn kat stuurt’ of ‘achter de computer kruipt’. Alleen dadakes en saluukes komen nog niet courant voor op die krantenpagina’s.  De andere zelfverklaarde kwaliteitskrant, De Morgen, bereikte afgelopen woensdag dan weer wel een nieuw hoogtepunt. Op twee verschillende plekken werden ‘tenen uitgekuist’. Op pagina 11: “Als kinderarts mag je je tenen uitkuisen als je een discussie met hen wil voeren.” En in de column van ene Filip Joos: “… de makers zullen hun tenen mogen uitkuisen om het niveau van de artikelenreeks in Humo te benaderen.”

 

Tenen uitkuisen? Dat is het Vlaanderen zoals men het blijkbaar graag heeft: ongewassen en met zijn poten in een zompige wei. Als het van de ‘kwaliteitskranten’ afhangt, zal er nog niet zo snel een eind komen aan de Vlaamse boertigheid.

Mba-Kajere

 

Mba-Kajere, zomer 1998

 

Herculine Barbin 1

 

Ik kwam op het spoor van Herculine Barbin door een tekst in Krisis – tijdschrift voor filosofie uit 1994 (nr. 57). Hoewel, achteraf bleek dat ik Herculine Barbin – Mijn herinneringen, van een nawoord en een dossier voorzien door Michel Foucault en aangevuld met ‘Een schandaal in het klooster’ van Oscar Panizza al in 1990 had gekocht. Gewoon in de kast gezet en vergeten.

Ik kwam dus weer op het spoor van Herculine Barbin door een artikel van de Amerikaanse filosofe LaDelle McWorther, ‘Foucaults Herculine Barbin, de strategie van de verdubbelde deviantie’. Daarin betoogt McWorther dat het dossier van Foucault ‘impliciet een strategie biedt voor seksueel verzet’. Ik zocht de tekst niet omwille van die notie van ‘seksueel verzet’, maar voor de strategieën van verzet tout court.

‘Mijn herinneringen’ is het persoonlijke levensverhaal van Barbin, die in 1838 geboren wordt in een Frans provinciestadje, en van haar ouders de meisjesnaam Alexina krijgt. Zij groeit op als meisje, gaat naar een meisjesinternaat bij de nonnen, en kan na een opleiding als bijna twintigjarige aan de slag als onderwijzeres in een ander meisjesinternaat. Hoewel zij zelf schrijft dat zij een gelukkige jeugd had, merkte Barbin dat zij dons op haar wangen kreeg, dat zij zwaar behaarde benen had en geen borsten ontwikkelde, dat zij ook niet ongesteld werd. Barbin verbergt deze fysieke kenmerken voor haar (mede)leerlingen, maar tegelijk begint zij ook een hartstochtelijke fysieke en langdurige relatie met een van hen. Wanneer dit niet meer te verbergen is, en een schandaal dreigt, moet zij enkele medische onderzoeken ondergaan, waarvan de conclusie algemeen is: zij/hij is hermafrodiet. Barbin heeft zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen, die echter geen van beide volgroeid zijn. Toch besluiten de medici dat zij eigenlijk een man is. In een poging haar (verboden) liefdesrelatie verder te kunnen zetten, laat Barbin zich bij de burgerlijke stand van geslacht veranderen. Maar het schandaal in het stadje is te groot geworden en Barbin moet de wijk nemen naar Parijs. Daar schrijft hij zijn herinneringen, en hij sterft enkele jaren later van ontbering in uiterst armoedige omstandigheden.

Foucault heeft het dossier rond Herculine Barbin gepubliceerd in 1978, in het verlengde van zijn eerste deel van de geschiedenis van de seksualiteit, La volonté de savoir. Voor Foucault was Herculine-Adélaide Barbin, die overigens in verschillende documenten ook Alexina Barbin of Abel Barbin of Camille heet, een voorbeeld van de slachtoffers die de nood aan een seksuele identiteit maakt. Barbin, die een mengsel van twee geslachten in één lichaam had, moest per se óf man zijn, óf vrouw: ‘hermafrodieten zijn altijd pseudo-hermafrodieten’, is de stelling die dan prevaleert. Wat Barbin vlak vóór zijn dood oproept in zijn herinneringen, is volgens Foucault “het onbewuste geluk van de niet-identiteit, die paradoxaal genoeg beschermd werd door die kleine, warme, besloten gemeenschap waarin men het tegelijk opgelegde en verboden geluk smaakte slechts één geslacht te kennen.”

Mij ging het bij het opzoeken van Herculine Barbin dus niet om Foucault’s suggestie van het lichaam als ‘aangrijpingspunt voor verzet tegen netwerken van seksuele macht’, zoals McWorther het verwoordt, maar om haar gevolgtrekking over de strategie van de verdubbelde deviantie in het algemeen. (Daarover meer in twee teksten die binnenkort verschijnen in het Engels en het Nederlands over de mogelijkheid van verzet tegen Europees migratiebeleid.)

Toch is er deze week plots nieuws dat het dossier Herculine Barbin weer actueel maakt. Vanaf 1 november namelijk is het in Duitsland niet meer vereist om bij de aangifte bij de burgerlijke stand het vakje ‘M’ of ‘F’ aan te kruisen. Männlich, weiblich, unbestimmt kopt de Süddeutsche Zeitung: de wetgever respecteert dat er interseksuele mensen bestaan, mensen dus met niet eenduidige lichamelijke geslachtskenmerken. Wanneer het geslacht niet aangemerkt is bij de geboorteaangifte, kunnen mensen later nog kiezen welk geslacht zij erkend willen zien, of zij kunnen er de voorkeur aan geven nooit een geslacht in te vullen. De Süddeutsche Zeitung stelt vast: „Es ist nun rechtlich anerkannt, dass Menschen nicht nur männlich oder weiblich sein können.“

Voor wie Foucault serieus neemt, is de vraag nu wat de gevolgen zijn van de ontwikkeling in Duitsland voor het denken over seksuele vertogen en hun functie bij de disciplinering en normalisering van lichamen en lusten. In ieder geval gaat het hier eerder om de vaststelling van niet-identiteit dan om de erkenning van wisselende of meervoudige (seksuele) identiteit. En ook, het gaat om het fysieke geslacht, niet om gender, het geslacht dat men beleeft.

 

 

Vanuit veel werelden

Zonet heb ik de inleiding en het nawoord van Vanuit veel werelden. Migrantenculturen in Nederland. in het archief geplaatst. Dat boekje maakte ik in 1984, samen met fotograaf Robert de Hartogh.

Ik vind het vertederend om te zien hoe dertig jaar geleden in Nederland de theorievorming rond de multiculturele samenleving langzaam tot stand kwam. Het was de periode waarin men schuchter begon te beseffen dat ‘andere culturen’ meer inhield dan wat de Hollander kon beleven op podia en in eethuizen. De gastarbeiders waren een deel geworden van de Nederlandse samenleving, en dus ook hun cultuur van elke dag: taal, relaties, opvoeding, geloof, familieverhoudingen, arbeidsmoraal, politiek (al dan niet in hun land van herkomst), …

Het was bijna zendelingswerk, toen, om te blijven benadrukken dat de gastarbeiders en hun nakomelingen geen exotica waren, maar dat Nederland multi-cultureel was geworden. In dat kader pasten ook de negen brochures die Robert en ik in de zelfde periode maakten voor de cursus Cross Culturele Dienstverlening van het Nederlands Centrum Buitenlanders.

In 1987 eindigde ik het laatste cursusonderdeel met dit fragment: “Het antwoord voor een (linkse) antiracismebeweging zou misschien kunnen liggen in het opzij leggen van klasseringen op basis van ras, in het zoeken naar een politiek waarin het begrip ‘etnische groep’ of ‘culturele minderheid’ geen rol meer speelt – met andere woorden: misschien kan een antiracismebeweging zich eens concentreren op de vraag: waar zijn we vóór, als we tegen racisme zijn?” In die zin zijn wij waarschijnlijk wel wat opgeschoten in die dertig jaar.

Syndicate content