THC ?

Deze week heeft een groepje Nederlandse deskundigen een ‘model’ openbaar gemaakt, dat zij de titel gaven ‘Van gedogen naar handhaven, voor een transparant en rationeel cannabisbeleid’. Het groepje noemt zich –ironisch en enigszins dubbelzinnig- THC, wat hier staat voor Taskforce Handhaving Cannabis. Enigszins dubbelzinnig, omdat niet gepleit wordt voor (strenge) handhaving van het huidige cannabisverbod, maar juist voor een formele regulering van de productie en handel in cannabis. THC bestaat dan ook uit o.m. vertegenwoordigers van de koffieshopbranche.

Nederland kent sinds 1976 twee lijsten met verboden roesmiddelen. Een lijst omvat alle drugs met een ‘onaanvaardbaar risico’ voor de volksgezondheid, dat zijn de hard drugs. Alle andere middelen staan op een andere lijst, dus ook de meeste cannabisproducten. De meeste overtredingen van de wetgeving rond soft drugs worden beschouwd als een misdrijf van de lichtste soort, een overtreding dus. En dat betekent ook dat er een lage prioriteit gegeven wordt aan opsporing en vervolging. Het maakte ook mogelijk dat gemeenten en Openbaar Ministerie een gedoogbeleid konden ontwikkelen ten aanzien van zgn. koffieshops. (De term coffeeshops ontstond in de jaren zeventig, toen commerciële ruimten geopend werden, waar je shit kon kopen en blowen, maar die geen alcoholvergunning hadden/kregen, juist om de markten van alcohol en cannabis gescheiden te houden.) Uiteindelijk werden landelijk criteria ontwikkeld waaraan koffieshops moesten voldoen om van de gemeente een gedoogvergunning of gedoogontheffing te krijgen; het OM kon dan besluiten niet te vervolgen op grond van het opportuniteitsbeginsel uit de artikelen 167 en 242 van het wetboek van strafvordering (“…Van vervolging kan worden afgezien op gronden aan het algemeen belang ontleend. …”) Zo ontstond een systeem waarbij ‘aan de voordeur’ de individuele consumenten wel hun privéportie konden aanschaffen, terwijl levering ‘aan de achterdeur’ van handelsvoorraad en grootschalige productie wel vervolgd werden. Bovendien leidde het moralistische en repressieve beleid in de buurlanden ertoe dat de relatief vrije kleinhandel van cannabis in Nederland effectief toeristen verleidde (ook binnenlands, van de provincie naar de stad).

De afgelopen twee decennia is om allerlei redenen en door allerlei ontwikkelingen het gedoogbeleid ten aanzien van cannabisproducten steeds strenger en beperkend geworden. Dat leidde er o.m. toe dat in de jaren negentig het aantal koffieshops landelijk zowat gehalveerd werd, maar ook dat degene die overbleven steeds grootschaliger moesten werken om aan de blijvende vraag te kunnen voldoen. Minder, maar grotere koffieshops betekent dus grotere toevloed en concentratie van consumenten, en dus meer overlast voor de buurt. Het kabinet-Rutte besliste in mei van dit jaar dat koffieshops zich moeten omvormen tot besloten clubs, met een maximaal aantal leden, die in Nederland moeten wonen, en die in het bezit moeten zijn van een clubpas. Bovendien zouden die koffieshops voortaan op minstens 350 meter van een school moeten liggen, tegen 250 meter nu. De Raad van State heeft in juni aan het woonvereiste een aantal voorwaarden gesteld, maar de zgn. wietpas is daarmee niet van de baan.

Tegenover deze beleidsopties, die er alleen maar zullen toe leiden dat cannabisgebruik en –kleinhandel weer ondergronds gaan, stelt de THC een aantal praktische en realiseerbare voorstellen. Die zijn gebaseerd op drie uitgangspunten: regulering van bezit en teelt voor persoonlijk gebruik, normalisering van de coffeeshop, en een geformaliseerd gedoogbeleid voor professionele teelt. Het moet mogelijk worden om in veel meer gemeenten dan nu het geval is (23%) een kleinschalige koffieshop op te zetten, zodat ook het binnenlands ‘drugstoerisme’ en de overlast door grootschaligheid worden tegengegaan. Bovendien kan de overheid bij een gedoogbeleid voor de teelt eisen stellen aan de veiligheid en de kwaliteit van de productie, en zijn de kopers verzekerd van goed en ecologisch verantwoord spul. Een econoom heeft berekend dat de combinatie van een belasting op cannabis(productie) en de vermindering van de kosten voor bestrijding jaarlijks € 850 miljoen zou kunnen opleveren. Als bovendien tegelijk de opsporing en vervolging van niet-geregistreerde telers en verkooppunten wel zou worden gehandhaafd, zou er een duidelijk onderscheid zijn tussen het ‘criminele circuit’ en de reguliere weedbusiness.

Betekenen de voorstellen van THC dan dat ‘de jeugd’ nog meer dan nu zou worden blootgesteld aan het gevaar van ‘drugs’? Ach, de internationale vergelijkingen zijn al van in de vorige eeuw bekend bij wie de cijfers zou willen kennen. Zowel Europees als Nederlands onderzoek (Europees Waarnemingscentrum, WODC/Trimbos) wijst uit dat bv. in 2009 van de Nederlandse jongeren tussen 15 en 24 jaar 11,4 % het jaar tevoren cannabis had gebruikt. In Frankrijk was dat 21,7 %. In dat zelfde jaar zou 5,4 % van de totale Nederlandse bevolking aan de marihuana hebben gezeten, tegen 7 % in alle EU-lidstaten samen of 10,1 % in de Verenigde Staten. Ik denk dat ‘de jeugd’ meer gevaar loopt door het gebanaliseerde alcoholgebruik en de ongecontroleerde pillen die wijd circuleren, omdat zij nou eenmaal moeilijker te traceren zijn dan een joint.

Enfin, het volledige gedetailleerde model van THC is te lezen op http://www.voc-nederland.org/2011/07/lees-hier-het-thc-model-van-gedogen-naar-handhaven/.